No. 6.
6
BIJLAGEN 1937.
15 Januari 1937,
No. V/181.
SCHRIJVEN, daarbij ter vaststelling
aanbiedende ontwerp-verordeningen
op de heffing en invordering van
schoolgeld voor het gewoon en uit
gebreid lager onderwijs en voor het
Gymnasium.
Aan den Gemeenteraad.
Ingevolge de in werking getreden paragraaf 3 der wet
van 22 Februari 1936 (Staatsblad Nr. 100) tot verlaging
van de openbare uitgaven voor het onderwijs, hebben de
artikelen 62 tot en met 67 der L.O.-wet 1920 belangrijke
wijziging ondergaan, waardoor het noodzakelijk wordt voor
het lager en uitgebreid lager onderwijs nieuwe tarieven vast
te stellen.
Het schoolgeld mag niet meer, zooals voorheen, afhankelijk
worden gesteld van het belastbaar inkomen, bedoeld in arti
kel 37 der wet op de inkomstenbelasting 1914, maar volstaan
moet worden met de bepaling, dat de heffing geschiedt met
inachtneming van de geldelijke draagkracht der schoolgeld-
plichtigen.
Ter bepaling van die geldelijke draagkracht staan drie
wegen open. Op tweeërlei wijze kan gebruik gemaakt wor
den van de gegevens, door den rijksbelastingsdienst aan ons
College te verstrekken, t.w.:
a. gegevens, welke voorkomen in de kohieren der perso-
neele belasting;
b. het totaal van de hoofdsommen, verschuldigd wegens
gemeentefondsbelasting en vermogensbelasting te zamen;
c. in de derde plaats zal het mogelijk zijn de geldelijke
draagkracht te bepalen aan de hand van gegevens en
feiten, van gemeentewege verzameld en vastgesteld. Deze
gegevens mogen echter niet het vermogen betreffen.
Hieronder moge een toelichting volgen op de sub a. tot
en met c. vermelde punten;
a. gegevens, welke voorkomen in de kohieren der personeele
belasting.