71
No. 71.
BIJLAGEN 1937.
VOORSTEL tot het herzien en op
nieuw vaststellen van de verordenin
gen op de heffing en invordering van
rechten, bedoeld in art. 21 der Be
smettelijke Ziektenwet, voor door of
vanwege den G.G. en G.D. verrichte
diensten.
12 April 1937,
No. IV/127.
Aan den Gemeenteraad.
Door Uwen Raad werden op 22 April 1936 verordeningen
vastgesteld op de heffing en invordering van rechten, bedoeld
in artikel 21 der Besmettelijke Ziektenwet S. 1928 No. 265,
voor door of vanwege den G.G. en G.D. te Breda verrichte
diensten. De vereischte Koninklijke goedkeuring werd voor
deze heffing aangevraagd. Zoowel van de zijde van Heeren
Gedeputeerde Staten dezer provincie als van den Minister van
Binnenlandsche Zaken werden ons tegen de ingezonden hef
fingsverordening bedenkingen medegedeeld, welke in hoofd
zaak de regeling der bijdragen in de kosten betreffen. Zooals
U bekend is, was deze regeling aangepast aan de bijdragen, welke
in deze gemeente betaald zouden moeten worden in de kosten
van ziekenhuisverpleging. Dezerzijds is gewezen op de wen-
schelijkheid voor deze gemeente van een verband tusschen
beide bijdrageregelingen. Intusschen werd bij rondschrijven
van Heeren Gedeputeerde Staten dezer provincie d.d. 25 No
vember 1936, G. Nr. 404, medegedeeld, dat de Minister van
Binnenlandsche Zaken het wenschelijk acht, ter bevordering
van de eenvormigheid der verordeningen, de heffing der be
smettelijke ziektengelden te doen geschieden naar een maat
staf van de verschuldigde vermengde hoofdsom in de ge
meentefondsbelasting en vermogensbelasting en daarvoor de
door hem aangegeven schaal te bezigen. Voorts wijst de Mi
nister er op. dat de bepaling der kosten van reiniging en
ontsmetting geschieden moet naar tarieven van diensten,
welke door hem als noodzakelijk in den zin der Besmettelijke
Ziektenwet zijn aangewezen.
In verband hiermede hebben wij de onderwerpelijke ver
ordeningen in den geest van dit rondschrijven in ontwerp