No. 80. 80 BIJLAGEN 1937. 21 April 1937, No. V/1483. VOORSTEL tot vaststelling van het aantal opcenten op de hoofdsom der Gemeentefondsbelasting voor het be lastingjaar 1937-1938. Aan den Gemeenteraad. ïn Uw vergadering van 22 April 1936 werd besloten over het belastingjaar 1936/1937 te heffen 74 opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting (zie Gemeenteblad Nr. 638 van 1936). Blijkens de toelichting op volgnr. 160a der gemeentebe- grooting voor 1937 zou voor het belastingjaar 1937/1938 niet met dit aantal kunnen worden volstaan, doch moest terzake van genoemde belasting een opbrengst worden geraamd, welke naar de toen bekende gegevens verkregen zou worden bij een aantal van 75 opcenten, zijnde het maximum aantal. Verwacht werd, dat bij dit aantal de opbrengst zou be dragen 312.000,waarvan 2/3, zijnde 208.000,ten bate van de begrooting 1937 kon worden gebracht. Thans blijkt uit nader van den Inspecteur der directe be lastingen ontvangen gegevens, dat 75 opcenten een opbrengst zullen geven van 327.000,waarvan alsdan 2/3, zijnde 218.000,komt ten bate van volgnr. 160a der begrooting 1937 en de rest ten bate van de begrooting 1938. Bij een heffing van 75 opcenten zal derhalve de bedoelde post met 218.000,— min 208.000,— is 10.000,— wor den verhoogd, zulks met gelijke verhooging van den post onvoorziene uitgaven, ten einde het evenwicht in de be grooting te handhaven. Deze meevaller van 10.000,bij een opcentenheffing van 75 geeft ons echter geen aanleiding voor te stellen deze heffing op een geringer percentage te bepalen. Vooreerst is de op de begrooting voor 1937 geraamde post voor onvoorziene uitgaven (vlgnr. 834) krap genomen. Verder kan nu reeds, na verloop van bijna vier maanden van 1937, met zekerheid worden aangenomen, dat de vol gende uitgaafposten niet toereikend zullen blijken voor het geheele jaar 1937.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 243