- 23
No. 6.
SCHOOLGELD
bij een aantal schoolgaande kinderen ten laste
hoofdsom
van den schoolgeldphchtige van:
één
twee
drie
vier of meer
68—
53.40
52.40
51
49—
70—
54.60
53.60
52—
50—
72—
55.80
54.80
53—
51
74—
57—
56—
54—
52—
76—
58.20
57.—
55—
53—
78—
59.40
58.—
56—
54—
80—
60.60
59.—
57—
55—
82—
61.80
60.—
58—
56—
84—
63—
61.—
59—
57—
86.of
meer 64.
62.—*)
60—*
58.—*
Vermeerderd met 1.voor elk tweetal guldens, waar
mede de gemengde hoofdsom 86.te boven gaat.
Het schoolgeld bedraagt echter niet meer dan 400.
Artikel 6.
Voor de toepassing van artikel 5 worden onder school
gaande kinderen verstaan eigen of aangehuwde minder
jarige kinderen of pleegkinderen van den schoolgeldphch
tige, die twee maanden vóór den aanvang van het schooljaar
leerling waren van eenige inrichting in Nederland voor
lager, nijverheids, middelbaar, voorbereidend hooger of hoo-
ger onderwijs, voor zooveel het onderwijs buiten de avond
uren wordt verstrekt.
Artikel 7.
1. Voor het tweede schoolgaande kind uit één gezin wordt
voor het derde en ieder volgend kind de helft betaald
van wat voor het eerste verschuldigd is.
2. Op voorwaarde van wederkeerigheid worden voor de
toepassing van dit artikel onder schoolgaande kinderen