T
5 -
No. 142.
Artikel 11.
De belastingplichtige, die in den loop van het jaar ophoudt
genothebbende te zijn van het perceel, waarvoor hij is of zal
worden aangeslagen, blijft niettemin voor de belasting over
het geheele jaar aansprakelijk.
Artikel 12.
Wanneer blijkt, dat een aanslag ten onrechte is achter
wege gebleven of vernietigd of dat een te lage aanslag is
opgelegd, wordt de te weinig geheven belasting van den be
lastingplichtige of zijn erfgenamen nagevorderd, zoolang niet
sedert den aanvang van het belastingjaar drie jaren zijn
verstreken.
Artikel 13.
Overeenkomstig het bepaalde bij art. 301 der gemeentewet
treedt voor de toepassing van de artikelen 297 en 299 dier
wet ten opzichte dezer belasting in de plaats van den Raad,
van Burgemeester en Wethouders, van den Burgemeester, de
ambtenaar, die optreedt als chef der afdeeling financiën ter
gemeente-secretarie of, bij diens afwezigheid, zijn plaatsver
vanger.
Artikel 14.
Deze verordening kan worden aangehaald onder den naam
„HEFFINGSVERORDENING STRAATBELASTING
1938".
Zij treedt in werking 1 Januari 1938.
Aldus vastgesteld door den Raad der Gemeente
Breda in zijn openbare vergadering van
1937.
Voorzitter.
Secretaris.