5 - No. 159. van het geheele tot den Dienst behoorende werk terzijde gestaan door een „Commissie van Adviesbestaande uit een voorzitter en twee of drie leden. 2. Als voorzitter fungeert het daarvoor door het college van Burgemeester en Wethouders uit zijn midden aange wezen lid; hij wordt bij verhindering of ontstentenis ver vangen door het oudste lid in jaren. 3. De leden van genoemde Commissie worden benoemd "<P"' door Burgemeester en Wethouders. 4. Elke 2 jaren voor de eerste maal op 1 Januani 1940, treedt één der leden volgens rooster af; de aftredende kan terstond worden herbenoemd. Artikel 4. 1Het toezicht op den Dienst berust bij een „Commissie van Toezicht", bestaande uit een voorzitter en zooveel leden als nader door den Raad zal worden bepaald. Tot lid zijn slechts benoembaar werkgevers en werknemers of vertegen woordigers van werkgevers-, werknemers- of jeugdorgani saties, met dien verstande, dat zooveel mogelijk elke daartoe door den Raad aangewezen organisatie een vertegenwoor diger heeft. 2. Als voorzitter van deze Commissie fungeert eveneens de in artikel 3 genoemde voorzitter van de Commissie van Advies. De leden der Commissie van Advies, in artikel 3 bedoeld, zijn ambtshalve lid der Commissie van Toezicht. 3. De overige leden van de Commissie van Toezicht worden benoemd door den Raad op aanbeveling van Bur gemeester en Wethouders, die de betrokken organisaties, vóór 4 het opmaken der aanbeveling, in de gelegenheid stellen aan bevelingen in te zenden. 4. De leden, met uitzondering van die bedoeld in artikel 5, moeten inwoner van de gemeente Breda zijn. Zij worden benoemd voor den tijd van 6 jaren; om de 3 jaar, voor het eerst op 1 Januari 1941, treedt de helft volgens rooster af; de aftredenden zijn terstond herkiesbaar. 5. Hij, die niet langer voldoet aan een der eischen, voor benoembaarheid gesteld, houdt terstond op lid te zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 447