No. 226.
4
ning van hun dienst of met diens toestemming in dres
suur zijn;
3e. welke dienen ten geleide van dooven of blinden of die
als trekhond worden gebezigd voor vervoermiddelen
voor lichamelijk gebrekkigen.
Artikel 7.
1. Bij verwisseling van een hond, waarvoor ingevolge
artikel 4, 2e lid onder a. 5.— verschuldigd is, voor een
waarvoor ingevolge artikel 4, 2e lid onder b. 10.be
lasting verschuldigd is, moet ingeval de verwisseling
plaats heeft in de eerste zes maanden van het belastingjaar
de meerdere belasting ad 5.worden bijbetaald. Heeft
de verwisseling plaats in de laatste zes maanden van het
belastingjaar, dan moet de reeds betaalde belasting tot 7.50
worden aangevuld.
2. Bij verwisseling van een hond, waarvoor ingevolge
artikel 4, le lid onder a. t/m d. 2.verschuldigd is, voor
een waarvoor ingevolge artikel 4, 2e lid onder a. of b. dezer
verordening, respectievelijk 5.en 10.per jaar moet
worden betaald, moet ingeval die verwisseling plaats heeft
in de eerste zes maanden van het belastingjaar de meer
dere belasting ad 3.respectievelijk 8.worden bij
betaald. Heeft de verwisseling plaats in de laatste zes maan
den van het belastingjaar, dan moet de reeds betaalde be
lasting met 1.50, respectievelijk 4.worden aangevuld.
3. Indien een hond, waarvoor ingevolge artikel 4, le lid
onder a. t/m d. 2.verschuldigd is, niet meer uitsluitend
gehouden wordt voor een der aldaar genoemde doeleinden,
moet bijbetaling van belasting plaats hebben als bepaald in
het 2e lid van dit artikel.
Artikel 8.
Teruggaaf van overeenkomstig de bepalingen aan deze ver
ordening betaalde belasting heeft in geen geval plaats.