No. 237.
237
BIJLAGEN 1937
PR AE-AD VIES op een verzoek van
de Vereeniging „Concordia", om in
trekking of althans herziening van
de verordening op de heffing eener
belasting op tooneelvertooningen en
andere vermakelijkheden.
8 October 1937,
No. V 3230.
Aan den Gemeenteraad.
Nevensgaand adres van de „Vereeniging Concordia", op
verschillende gronden intrekking, onderscheidenlijk wijziging
verzoekende van de in December 1936 vastgestelde veror
dening op de heffing eener belasting op tooneelvertooningen
en andere vermakelijkheden, geeft ons aanleiding allereerst
op te merken, dat de al of niet wettigheid der belasting met
betrekking tot de vereenigingen in dit stadium geen punt van
overweging voor den Raad meer behoeft uit te maken. Door
de aanvaarding der verordening, zooals zij daar ligt, heeft
de Raad zich ten deze uitgesproken. Voor wijziging van het
eenmaal ingenomen standpunt zou alleen aanleiding zijn, in
dien de verordening op dien grond de Koninklijke goedkeu
ring niet zou kunnen verwerven, waarbij mag worden aan-
geteekend, dat zelfs in dat geval niet zou zijn in te zien,
waarom geen onderscheid zou worden gehandhaafd tusschen
vereenigingen, die nimmer vermakelijkheden geven voor niet-
leden, en vereenigingen, die wèl al of niet geregeld
niet-leden toelaten. Voor intrekking of wijziging der veror
dening op de principieele gronden door de adresseerende
vereeniging in haar adres aangevoerd, bestaat naar onze
meening op het oogenblik geen enkele goede grond.
Anders echter is het gesteld met de practische bezwaren,
die ons na de invoering der verordening gebleken zijn. Daar
is ten eerste het bezwaar, dat de met het oog op de ge
meentelijke geldmiddelen vereischte snelle inwerkingtreding
der verordening 1 Januari 1937 het voor de vereenigin
gen wel bezwaarlijk maakte de belasting op de contributies
nog op hare leden af te wentelen. Het principe, dat de verma
kelijkheidsbelasting door den bezoeker wordt betaald, kwam
daardoor wel in het gedrang, terwijl betaling der belasting