No. 268. 2 - dat een leerling (no. 64) ongelukkig is en niet in staat moet worden geacht een school te bezoeken. Er blijven dus 81 leer lingen over waarvan ten tijde van het indienen der aanvrage redelijkerwijze mag worden verwacht, dat zij de te stichten school zullen bezoeken, een aantal dat voldoende is volgens het bepaalde in het le lid onder a van art. 73, zooals dat luidt na de bovenvermelde wetswijziging. De aanvrage voldoet ook overigens aan alle eischen, die art. 73 der lager-onderwijswet stelt, zoodat wij U in over weging geven het verzoek in te willigen. De Inspecteur van het lager onderwijs, ter zake gehoord, kan zich met de aanvrage vereenigen. Een ontwerp-raadsbesluit gaat hierbij. Burgemeester en Wethouders van Breda; VAN SLOBBE, Burgemeester. VAN WOENSEL, Secretaris. ONTWERPBESLUIT. DE RAAD DER GEMEENTE BREDA; overwegende, dat het Bestuur van het Gesticht van On derwijs en Opvoeding te Dongen op 27 September 1937 ingevolge artikel 72 der Lager Onderwijswet 1920 heeft aan gevraagd gelden te willen beschikbaar stellen voor de stich ting van een bijzondere lagere school op een gedeelte van het perceel, gelegen aan het Pastoor Pottersplein te Breda; dat aan de in artikel 73 der Lager Onderwijswet 1920, zooals dat artikel is gewijzigd bij de wet van 23 Mei 1937, S. No. 322, omschreven vereischten is voldaan; dat zich niet voordoet een der gevallen, bedoeld in artikel 75, derde en vierde lid, dier wet; Ligt ter visie in de Leeskamer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 766