No. 28.
28
BIJLAGEN 1937.
NADER VOORSTEL betreffende het
4 Februari 1937,
No. V/508.
aangaan van een geldleening, groot
280.000,en het converteeren van
een annuïteitsleening, oorspronkelijk
groot 300.000,
Aan den Gemeenteraad.
Bij ons voorstel dd. 29 Januari 1937, No. V/433 (Bijlagen
1937, No. 20), tot het aangaan van een geldleening, groot
280.000.—, werd medegedeeld, dat de opbrengst dezer
leening werd bestemd tot buitengewone aflossing op 1 April
a.s. van het restant der 45/8 annuïteitsleening, oorspron
kelijk groot 300.000.restant op genoemden datum
279.014,94, omdat het Algemeen Mijnwerkersfonds niet
genegen bleek tot conversie tegen een aannemelijk renteper
centage.
Thans heeft het Algemeen Mijnwerkersfonds zich bereid
verklaard, bij schrijven van 1 Februari 1937, No. 975, de
rente van de thans loopende leening te verlagen tot 3%
en zulks reeds met ingang van 1 Februari 1937, mits:
1. betreffende vervroegde of versterkte aflossing in de toe
komst wordt bepaald, dat deze tot 1 Februari 1942 slechts
zal zijn toegelaten onder bijbetaling van een vergoeding
van één procent:
2. wordt ingestemd met de opneming van de volgende be
paling: „Eventueele te heffen belastingen op rente en af
lossingen van deze leening komen ten laste van de
„Gemeente".
Wij achten deze aanbieding zeer aannemelijk en stellen U
daarom voor, over te gaan de 45/8 annuïteitsleening, oor
spronkelijk groot 300.000.restant per 1 Februari 1937
280.258,95, aangegaan bij raadsbesluit van 29 November
1926 met het Algemeen Mijnwerkersfonds, te converteeren
in een 3/% annuïteitsleening onder de bovengenoemde
voorwaarden, met ingang van 1 Februari 1937.