ONTWERP-BESLUIT.
De Raad der gemeente Breda;
Overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 103,
vierde lid der lager onderwijswet 1920 moet worden vastge
steld het bedrag der gemeentelijke vergoeding, bedoeld in
artikel 101 dier wet, met eventueele vermindering overeen
komstig het achtste lid van laatstgenoemd artikel;
Gezien de als bijlagen bij dit besluit gevoegde besluiten
van Burgemeester en Wethouders d.d. 10 Juli 1936 tot voor-
loopige vaststelling der door de besturen van de op bijge-
voegden staat vermelde bijzondere scholen werkelijk ge
maakte kosten bedoeld in artikel 101, le lid der lager onder
wijswet, over de jaren 1933, 1934 en 1935;
Overwegende, dat de vergoeding ex artikel 101 over 1935
is vast te stellen op 14,84 per leerling voor het bijzonder
uitgebreid lager onderwijs, op 10,06 per leerling voor het
bijzonder gewoon lager onderwijs en op 13,44 per leerling
voor de R.K. u.l.o.-school Middellaan;
dat aan de besturen der op den staat vermelde bijzondere
scholen over de jaren 1933 t/m 1935 een vergoeding ex artikel
101 der l.o.wet is uitgekeerd, als achter elke school vermeld
in kolom 7 van den staat;
dat, overeenkomstig artikel 101, achtste lid der l.o.-wet,
deze vergoeding niet meer kan bedragen dan de werkelijk
gedane uitgaven;
HEEFT BESLOTEN:
1. te bekrachtigen de voornoemde besluiten van Burgemees
ter en Wethouders en de door de besturen der op bij-
gaanden staat vermelde bijzondere scholen werkelijk ge
maakte kosten, bedoeld in artikel 101, le lid der lager
onderwijswet, over de jaren 1933, 1934 en 1935 in
totaal vast te stellen op het bedrag als vermeld in kolom
8 van den staat;