103 No. 103. VOORSTEL tot het verleetien van medewerking aan de regeling voor steunverleening aan kleine tuinders. Aan den Gemeenteraad. De Minister van Sociale Zaken heeft bij zijn missive d.d. 3 Mei 1938, No. 200-1209, Afdeeling W. en S„ aan de ge meentebesturen verzocht een regeling te treffen voor steun verleening aan kleine tuinders. De regeling geldt voorloopig van 1 Juni tot en met 31 December 1938 en is, behoudens enkele uitzonderingen, eens luidend met de regeling voor de kleine boeren (deze regeling is voor Breda zonder practische beteekenis gebleven, aan gezien de meesten, die zich voor steun ingevolge de steun regeling voor kleine boeren hadden aangemeld, als tuinders beschouwd moesten worden). De regeling baseert zich op de onderscheiding in drie groepen, te weten: Groep A. omvattende de kleine tuinders, wier bedrijfjes volgens de daartoe voorgeschreven berekening theoretisch per week 4,of minder netto-bedrijfsinkomsten opleveren. Deze tuinders vallen buiten de nieuwe regeling en kunnen eventueel, voor zoover daarvoor overigens in aanmerking komende, volgens de bestaande regelen der werkverschaf fing of steunverleening worden geholpen. Groep B. hieronder vallen de kleine tuinders, die uit hun bedrijfje theoretisch per week meer dan 4,doch minder dan 7,netto-bedrijfsinkomsten ontvangen. Deze groep valt onder de nieuwe regeling, evenals Groep C. daartoe behooren de tuinders, wier bedrijfjes volgens de ter zake voorgeschreven berekening theoretisch per week 7,of meer aan netto-bedrijfsinkomsten op brengen. Beide laatstgenoemde groepen mogen voortaan, voor zoo ver zij ten minste aan de daartoe gestelde voorwaarden vol doen, uitsluitend door middel van de bovenvermelde missive vervatte steunregeling voor kleine tuinders worden gesteund. BIJLAGEN 1938. 30 Mei 1938, No. I'1586.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 255