belang, dat aan de begraafplaats gehecht mag worden, gezien
het feit, dat familieleden zich niet om de graven bekom
meren en dat de laatste ter aardebestelling in 1916 geschied
de. Ieder, die in de toekomst in aanmerking zou kunnen
komen voor ter aardebestelling op de algemeene begraaf
plaats, ligt waardiger op de bijzondere begraafplaatsen dan
op de algemeene, wier onderhoud, gezien de geringe mate,
waarin van haar gebruik wordt gemaakt, geen beduidende
uitgaven vergen mag.
De besproken vraag, of ontheffing verkregen kan worden,
met zekerheid bevestigend beantwoorden kunnen wij niet,
doch wel meenen wij op grond van de geschiedenis van de
totstandkoming der betreffende ontheffingsbepaling te mogen
vaststellen, dat de gemeente Breda een zeer redelijke kans
maakt om, indien zij daartoe haar verlangen te kennen geeft,
van vorenbedoelde verplichting ontheven te worden.
Wij stellen U dan ook voor, onderstaand schrijven tot
Hare Majesteit de Koningin te richten.
Zoodra door haar ter zake een beslissing zal zijn genomen,
zal U voormeld adres van J. Rijpert wederom worden voor
gebracht.
Burgemeester en Wethouders van Breda;
VAN SLOBBE, Burgemeester.
VAN WOENSEL, Secretaris.