ONTWERP-SCHRIJVEN.
Mevrouw,
Eerbiedig moge het navolgende onder de aandacht van
Uwe Majesteit worden gebracht.
In zijn vergadering van 4 Augustus 1896 besloot de Raad
dezer gemeente tot den aanleg ecner algemeene begraafplaats
op de daarvoor aangekochte gronden onder de gemeente Gin-
neken ten Zuiden van den rijksweg van Breda naar Tilburg.
De ingevolge dit raadsbesluit opgerichte algemeene be
graafplaats bestaat ook thans nog. Noodig met het oog op
een aanwijsbare behoefte is zij echter geenszins. Het hebben
dezer algemeene begraafplaats heeft voor de gemeente Breda
nimmer meer beteekend dan de voldoening aan een bij de
wet opgelegde verplichting.
In de ruim 40 jaren, dat zij bestaat, zijn op deze begraaf
plaats slechts drie begravingen geschied, welke zonder eenig
bezwaar ook elders hadden kunnen plaats vinden.
In 1903 is er het lijk van een onbekend gebleven drenke
ling begraven, in 1910 een kinderlijkje, naar welks graf nim
mer meer is omgezien, en in 1916 het lijk van een Belgische
vluchtelinge.
Nimmer heeft iemand te kennen gegeven op de algemeene
begraafplaats begraven te willen worden.
De ter aarde-bestellingen geschied(d)en steeds op de be
graafplaatsen van de Vereeniging tot instandhouding der
R.K. Begraafplaats „Zuilen' en van de Stichting de Protes-
tantsche Begraafplaats „Zuilen welker besturen, van de
dezerzijdsche plannen in kennis gesteld, ten overvloede de
toezegging hebben gedaan gelegenheid te zullen geven de
anders op de algemeene begraafplaats te verwachten lijken
te zullen laten begraven op hunne begraafplaatsen, alwaar
een stuk grond voor dit doel zal worden gereserveerd.
Deze bijzondere begraafplaatsen voldoen ruimschoots aan
de bestaande behoefte.