BIJLAGEN 1938.
No. 119
17 Juni 1938,
No. I 1773,
Aan den Gemeenteraad.
Ingevolge Uw besluit d.d. 15 Mei 1936, gewijzigd bij be
sluit van 10 Januari 1938, oefent ons College naar de daarbij
gestelde regelen ten deele de Uwen Raad in de artikelen 171,
172, 173 en 177 der Gemeentewet toegekende macht uit.
Het wil ons voorkomen, dat dit delegatie-besluit nog van
te beperkte strekking is. Zoo stelden wij kort geleden een
vordering van het Openbaar Slachthuis van 106,20, ont
staan uit levering van afval-producten, ter inning in handen
van een advocaat en procureur. Mocht ten deze inning zonder
gerechtelijke tusschenkomst niet mogelijk zijn, dan zou deze
toch zeer geringe zaak aan U voorgelegd moeten worden ter
beoordeeling en beslissing van de vraag, of terzake vanwege
de Gemeente een rechtsgeding gevoerd zal moeten worden.
Het belang van deze zaak vordert ons inziens deze be
moeiing van Uw College niet.
Een aanvulling van Uw voormeld besluit lijkt ons dan
ook gewenscht.
Gezien ook de bepaling, dat Burgemeester en Wethouders
van het gebruik van de aan hen overgedragen bevoegdheden
telkens in de eerstvolgende vergadering verslag aan den
Gemeenteraad moeten doen, meenen wij U in overweging
te mogen geven ons de beoordeeling en beslissing te laten
over de vraag, of vanwege de gemeente een rechtsgeding
gevoerd zal moeten worden bij al die zaken, welke ter ken
nisneming zijn van den Kantonrechter.
In hoofdzaak zijn dit rechtsvorderingen, welke niet meer
beloopen dan 200,die tot betaling van huren en pach
ten; onder bepaalde omstandigheden ook die tot ontruiming
van huizen en gebouwen; pachtwetzaken, o.m. reeds aange
duid sub I, 4 a van Uw voormeld besluit, alsmede rechtsvor
deringen betrekkelijk tot eene arbeidsovereenkomst, of tot