- 3 No. 189 omdat om in den aanvang van dit schrijven vermelde redenen een nauwer contact tusschen het college van regenten van het Burgerlijk Armbestuur en ons college gewenscht werd. Tot heden is ons college uiteraard orgaan van den Dienst voor Steunverleening en Werkverschaffing; het college van regenten van het Burgerlijk Armbestuur, bestaande uit door den Raad benoemde inwoners der gemeente, heeft het be stuur in zaken, de Armenwet betreffende. Wij zijn van meening, dat de reorganisatie (samenvoeging) van de beide diensten niet noodzakelijkerwijs gepaard be hoeft te gaan met een samenvoeging ook ten aanzien der bestuurscolleges, wat neer zou komen op een vervallen van het college van regenten van het Burgerlijk Armbestuur, aan gezien ons college wettelijk het orgaan van steunverleening is. Er is o.i. in het geheel geen reden het college van regen ten van het Burgerlijk Armbestuur te doen verdwijnen. In tegendeel. Zoodanig college zal in armenwetzaken beter kun nen optreden dan het onze. Het zal voorkomen, dat de armen zorg, die van een ander karakter is dan de steunregeling, ambtelijk wordt georganiseerd en uitgevoerd. Bij uitvoering door ons college bestaat daarvoor uiteraard gevaar, omdat in een gemeente ter grootte van Breda van Burgemeester en Wethouders, al ware het slechts uit tijds gebrek, beduidend meer zal moeten steunen op de ambtelijke adviezen dan een college, dat het bestuur in armenwetzaken tot bijzondere taak heeft. Bij de steunverleening kan dit ge vaar minder groot worden geacht, omdat de steunverleening niet individueel is, doch aan vaste normen gebonden. Bovendien blijft bij het instandhouden van een college van regenten meer de aandacht gevestigd op het subsidiaire ka rakter der burgerlijke armenverzorging. Door den grooten nood, die slechts van gemeentewege te lenigen is, dreigt toch reeds het gevaar, dat niet meer voldoende bedacht wordt, dat particuliere armenverzorging primeert en dat de overheid slechts aanvult. Door handhaving van een college van regen ten is er ook minder aanleiding te vreezen, dat de dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon een karakter krijgt, dat hij in armenwetzaken zeker niet mag hebben, een karakter van een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 455