No. 190
BIJLAGEN 1938.
2 September 1938,
No. V/2610.
denbelasting.
Aan den Gemeenteraad.
De opbrengst der belasting op de honden gaat de laatste
jaren achteruit. Over 1935, 1936 en 1937 bedroeg deze res
pectievelijk 7832,50, 6985,— en 7097, Op 30 Juni
1935, 30 Juni 1936, 30 Juni 1937 en 30 Juni 1938 was ont
vangen 7273,—, 4411,—, 5239,— en 4163,50.
Deze daling is, naar onze meening, niet een gevolg van
vermindering van het aantal honden, maar van onvoldoende
en niet-tijdige controle. Op dit laatste wijst duidelijk het ver
schil in opbrengst op 30 Juni 1935 en op 30 Juni van de
jaren 1936, 1937 en 1938. In 1935 kon de controle tijdig
worden begonnen en langdurig worden voortgezet.
De controle was tot heden in handen van één agent van
politie, die zulks alleen kon doen, indien hij bij de politie
kon worden gemist. Bij ziekten, vacatures en verloven in het
politiekorps kon er dus geen sprake zijn van beschikbaren
tijd voor controle op de naleving der hondenbelasting, met
als gevolg de hierboven vermelde daling in de opbrengst.
Afgescheiden nog van het financieel nadeel voor de Ge
meente, werkt het ontbreken van controle bedoeld wordt
intensieve en voortdurende controle funest. De honden
belasting wordt langzamerhand een belasting voor de ge-
willigen, want de meesten wachten maar tot ze worden aan
gezegd om te gaan betalen.
Wij meenen, dat een oplossing hiervoor is te vinden door
2 vaste controleurs aan te stellen. Hiervoor zouden zijn te
benoemen 2 gepensionneerde agenten van politie, die elk
jaar gedurende 4 perioden van eenige weken de controle
moeten uitoefenen en wel van 15 Februari tot 31 Maart, van
15 Mei tot einde Juni, van 15 Augustus tot einde September
en gedurende de maand December. De belooning zou kunnen
bedragen 1,50 voor eiken dag, waarop wordt gecontroleerd,