No. 211
2 -
den laatsten tijd, wel zeer optimistisch zijn, wil men nog in
een opbloei der veemarkt gelooven.
Ons college is er dan ook ten volle van overtuigd, dat
het niet langer verantwoord is, een bedrijf, dat gedurende
het 13-jarig bestaan ongeveer een bijdrage van f 88.000,
uit de gemeentekas vorderde, langer te doen voortbestaan,
nu de vooruitzichten op verbetering steeds uitblijven.
Ook de onzichtbare voordeelen, die aan het hebben van
een veemarkt zijn verbonden, rechtvaardigen dergelijke offers
niet.
Door ons college zijn dan ook de gevolgen eener ophef
fing van het bedrijf onder het oog gezien.
Op 31 December 1938 rust, na de jaarlijksche aflossing
ad f 2500,—, op het bedrijf nog een schuld van f 72.500,
zijnde een gedeelte der 3J/2 °/0 leening 1934, aangegaan met
de Rijkspostspaarbank, welke leening volgens het aflossings
plan moet worden afgelost met f 2500,per jaar, dus in
de jaren 1939 tot en met 1967.
Door de Commissie van schatters voor het Grondbedrijf
alhier, zijn de gronden en opstallen van het Veemarktbedrijf
geschat. Uit het hierbij overgelegde taxatierapport blijkt,
dat de bestaande veemarkt, zijnde het perceel, gelegen aan
de Veestraat, Slachthuisstraat en Polderstraat, kadastraal
bekend gemeente Breda, sectie C, No. 105, groot c.a.
5680 M2., met de daarop staande gebouwen, afrasteringen
en bestrating wordt geschat op een waarde van f 27.060.
De bestaande vee- en varkenswaag wordt een waarde toe
gekend van f 800,De hiervóór genoemde grond kan na
de opheffing tegen de geschatte waarde worden ingebracht
in het Grondbedrijf, terwijl de waag wordt overgenomen
door het Slachthuisbedrijf. Van de op het bedrijf rustende
schuld ad f 72.500,— komt dan ten laste van het Grondbe
drijf (hoofdstuk XIII par. 2) f 27.060,van het Slachthuis-
bedrijf (hoofdstuk XIII par. 9) f 800,—, zoodat ten laste
van hoofdstuk XV der gemeentebegrooting blijft het restant
der schuld ad f 44.640,—.
Ligt ter visie in de Leeskamer.