4 No. 232 N HOOFDSTUK I. HOOFDSTUK II. volkshuisvesting ad 3.200.000,— op 1 Januari 1933 be droeg deze ruim 10.200.000,— en 3.560.000,is voor een zich steeds uitbouwende gemeente als Breda, welke in de moeilijke tijdsomstandigheden ruimschoots haar deel kreeg, eer aan den lagen dan aan den hoogen kant te noemen. Na deze inleiding volgt eenige toelichting op de in het oog springende verschillen tusschen voorliggende ramingen en die van 1938, waarbij buiten beschouwing zijn gelaten die hoofdstukken der begrooting, welker slot weinig of geen verandering onderging. Het nadeelig slot van den gewonen dienst volgens de gemeenterekening 1937 bedraagt 104.553,38. De dienst 1938 werd begonnen met het nadeelig slot van 1936 ad 27.878,07. Aangezien het totale tekort over 1938 kon wor den gedekt door beschikking over de bedrijfsreserves, is genoemd nadeelig slot van 1936 geheel in den gewonen dienst van 1938 opgenomen. Nu het nadeelig slot over 1937 niet uit de reserves kan worden gedekt een bedrag van 37.956,71 is nog beschikbaar van de reserve van het gas bedrijf wordt het ongedekte gedeelte ad 104.553,38 37.956,71 66.596,67 overgebracht naar den kapitaal- dienst. Zoo spoedig mogelijk moet het bedrag op den kapi- taaldienst worden afgeschreven; zoolang dit niet mogelijk is, wordt het jaarlijks overgeschreven naar den volgenden dienst. Het nadeelig slot van hoofdstuk I ad 37.956,71 wordt dus gedekt door beschikking over de reserve van het gasbedrijf, geraamd op volgnummer 174 onder g. Het batig saldo van dit hoofdstuk ad 132.000,is 11.650,hooger dan dat der begrooting 1938. De stijging hiervan wordt voornamelijk veroorzaakt door een hoogere raming ad 12.900,- van de uitkeering uit het gemeente fonds (volgnummer 5). Nu de uitkeering over 1935/1936 definitief is vastgesteld en ruim 17.000,— hooger is dan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 556