HOOFDSTUK III. No. 232 5 de vermoedelijke uitkeering over dat tijdvak, kan de uit- keering 1938/1939 en 1939/1940 op een hooger bedrag wor den geraamd; zie voorts de toelichting op volgnummer 5. Daarnaast wordt op dit hoofdstuk een mindere opbrengst der legesgelden (6) geraamd van 2.400, omdat de leges- gelden voor bouwvergunningen ingevolge een verzoek van Gedeputeerde Staten voortaan worden verantwoord op hoofdstuk V (37a). Verschillende uitgaven zijn hooger ge raamd; tegenover de hoogere raming der salarissen (338) met 3.050,staat een bijdrage van hoofdstuk VI (14 h) ad 3.465,De uitgaven voor verkiezingen (356 en 358) zijn in verband met de verkiezingen voor Provinciale Staten en Gemeenteraad in 1939 4.370,hooger geraamd dan in 1938. Voorts is de bijdrage aan den kapitaaldienst (374) 1.320,— hooger geraamd en zijn uitgaven voor verschil lende verzekeringen (376 Q, 376 R en 376T) tot een totaal bedrag van 695,opgenomen. De posten „wachtgelden" (366) en ,,pensioenen"(367) vertoonen een lagere raming van respectievelijk 2.140,en 4.500,voor wat betreft het ten laste van hoofdstuk II komende gedeelte. Ten aanzien van den verzamelpost „Rente van geldleeningen" (371) kan worden opgemerkt, dat de totale rente 18.400,lager is dan in 1938. Dit hoofdstuk sluit met een nadeelig slot, dat ongeveer 14.000,lager is dan in 1938. In de eerste plaats kan hiervoor gewezen worden op de lagere raming ad 14.000,— van de kosten der straatverlichting (397). Deze kosten kun nen lager worden geraamd nu ook voor de straatverlichting een vastrechttarief is vastgesteld. Bovendien volgen hieronder enkele posten, welke een ver hooging ondergaan: 378 Belooning inspecteurs en overig politie personeel 400, 387 Kosten van de burgerwacht400,— 399 Kosten van verzekering enz1800, 409H Kosten van den luchtbeschermingsdienst 1400,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 557