No. 232
HOOFDSTUK VII.
HOOFDSTUK VIII par. 2.
HOOFDSTUK VIII par. 7.
HOOFDSTUK VIII par. 9.
9
Door een lagere raming van de „rente van geldleeningen"
(493) met 350,-, van „kosten van rechtskundige advie
zen" (501A) met 120,en van „bijdrage aan hoofdstuk
XVI kap. dienst" 501Cmet 330,zou een verlaging
van het nadeelig saldo worden verkregen van 800,deze
wordt echter weer teniet gedaan door een lagere raming der
inkomsten op volgnummer 52 „huur van huizen enz.Het
nadeelig saldo is in vergelijking met 1938 13.440,
13.300,— 140,lager geraamd.
De opbrengst der schoolgelden is 300,hooger geraamd
in verband met de in te dienen nieuwe verordening, welke
een hoogere opbrengst beoogt. Daarnaast zijn de uitgaven
voor verlichting enz. van schoolgebouwen (513) 1.360,
rente van geldleeningen (519) 240,lager geraamd, waar
door het nadeelig slot op dit hoofdstuk kan worden geraamd
op 15.290,zijnde ruim 1.900,lager dan over 1938.
De teruggang van het nadeelig slot van 107.970,tot
100.400,wordt voornamelijk veroorzaakt door de hoo
gere raming der schoolgelden (88) met 5000,— en door
een lagere raming van de vergoeding aan bijzondere scholen,
bedoeld in artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, (592)
met 2400, Daarnaast ondergingen de ramingen van
volgnummer 598: „rente van geldleeningen" en volgnummer
603B „bijdrage aan hoofdstuk XVI kap. dienst" een ver
laging, waartegenover staat een verhooging van enkele an
dere posten.
Het nadeelig slot van dit hoofdstuk steeg van 5430,—