12 No. 232 Het nadeelig saldo op dit hoofdstuk vermeerderde van 490.480,— in 1938 tot 514.120,—. HOOFDSTUK IX par. 2. Wegens werkloozenzorg zal in 1939 naar raming aan de hand van de thans bekende gegevens ruim 128.600,— meer moeten worden uitgegeven dan in 1938. De stijging der uitgaven met dit bedrag is voornamelijk toe te schrijven aan een hoogere raming van: 732 Jaarwedden personeel2.200,— 736 Steunuitkeeringen108.000,— 736C Extra hulp aan werkloozen 1.500, 741F Spaarregeling der werkloozen (toe slag) 13.130, 741G Kosten organisatie lich. en geest, ont wikkeling van werkloozen8.000, 7411 Steun aan kleine tuinders3.000,— 135.830,— waartegenover staat een lagere raming van: 736D Kosten van cultureele werkloozenzorg 6.960, Saldo der verhoogde uitgaven 128.870,— Tegenover deze hoogere uitgaven staan hooger geraamde inkomsten. Zoo zal wegens uitkeering uit het Werkloos- heidssubsidiefonds (137A) ruim 122.000,meer worden ontvangen dan in 1938, mede tengevolge van de stijging van het subsidiepercentage van 73,8 tot 79. De rijksbijdrage in de kosten van cultureele werkloozenzorg (141c) is ruim 3.500,— lager dan over 1938, zulks in verband met de lagere uitgaven (736D). Bovendien wordt een bijdrage van ruim 10.000,ont vangen in den overheidstoeslag inzake de spaarregeling en een bijdrage van 2.000,in de steunuitkeeringen aan kleine tuinders (140o), terwijl de kosten van de organisatie voor lich. en geest, ontwikkeling van werkloozen (141m) ad 8.000,— geheel door het Rijk worden vergoed. De werkelijke inkomsten bedragen dus in totaal ongeveer 711.500 of 141.000,— meer dan in 1938. Het ten laste

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 564