4
No. 233.
lijk. Zij vragen, of B. en W. bereid zijn hiervoor een stelpost
op de begrooting te brengen. Ook ons gemeentebestuur zal
nieuwe banen hebben te gaan ter bestrijding van de werk
loosheid. Zulks behoeft geen vermindering van waardeering
in te houden voor hetgeen door het College binnen afzien-
baren tijd zal worden gedaan. Versterking van handel en
industrie dient evenwel met kracht ook door de gemeente ter
hand te worden genomen.
Een lid merkt op, dat men waarlijk geen profeet behoefde
te zijn, indien men ten vorige jare bij de behandeling der
begrooting voor 1938 voorspeld zou hebben, dat onze ge
meente voor 1939 gedwongen zoude zijn een beroep te moe
ten doen op een bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds.
Voor 1939 is dit inderdaad een feit geworden, al moge daar
aan aanstonds worden toegevoegd, dat zulks niet mag ge
weten worden aan een verkeerd financieel beleid in de voor
afgaande jaren door het College van Burgemeester en Wet
houders gevoerd. Ware dit wèl het geval, dan zou de Raad
grootelijks in gebreke zijn gebleven, door niet tijdig dat
financieel beleid van B. en W. te hebben becritiseerd of ge
remd. Dat de Raad, noch tijdens de gewone zittingen, noch
bij de behandeling der begrootingen der laatste jaren, het
noodig heeft geoordeeld hiertegen te moeten opponeeren,
moge het College van Burgemeester en Wethouders als een
eer worden aangemerkt.
Het heeft volgens dit lid geen zin hier dieper in te gaan
op de oorzaken, welke geleid hebben tot de noodwendigheid,
dat Breda tenslotte verplicht was een beroep op de Regee
ring te doen. Die oorzaken zijn van algemeene bekendheid.
Vanzelfsprekend is het, dat B. en W. hebben uitgezien naar
bronnen, welke aangeboord zouden kunnen worden om de
algemeene inkomsten te doen stijgen. Te meer, omdat het
vorig jaar de bedrijfsreserves, op aandrang van Gedepu
teerde Staten, zoo goed als geheel zijn opgesoupeerd. En zoo
meenen B. en W. de inkomsten, welke nog voor verhooging
in aanmerking kunnen komen, te moeten verhoogen door ver
hooging der hondenbelasting en verhooging der schoolgelden.
Tegen deze eerstvermelde verhooging bestaat zijnerzijds geen
bezwaar. Immers, in vele gevallen althans is het bezit van