No. 233.
9 -
heid te geven door bestudeering van het rapport van het
Economisch Technologisch Instituut te Tilburg. Is er, zoo
vraagt dit lid, in het afgeloopen jaar niet te weinig bekend
heid gegeven aan het feit, dat Breda geschikte industrie
terreinen heeft? In de laatste gidsen van Breda, door „Breda
Vooruit" uitgegeven in overleg met het gemeentebestuur, is
daar heel weinig of niets over te lezen. Gaarne vernam dit
lid meer omlijnde plannen ten opzichte van het bovenstaande.
Meerdere leden betreuren het met het College, dat het niet
gelukt is, een sluitende begrooting samen te stellen, doch zij
verheugen zich, dat het in evenwicht brengen van de in
komsten en uitgaven over een bepaald jaar niet als de hoogste
wijsheid wordt beschouwd. Deze leden meenen, dat, indien
zulks zou moeten geschieden ten koste van subsidies aan
nuttige en noodzakelijke instellingen -waardoor de be
staansmogelijkheid van deze vereenigingen in gevaar zou
worden gebracht, en veel, wat nu terecht door particulieren
geschiedt, dan zou moeten worden overgenomen door de
Overheid het middel wel een-s erger zou kunnen blijken
te zijn dan de kwaal.
Meerdere leden kunnen ook geen groote bewondering
koesteren voor de verhooging van schoolgelden en honden
belasting en zij zijn verwonderd, dat hetzelfde College, dat
meermalen heeft medegedeeld, dat het onmogelijk is de be
lasting van Breda nog te verhoogen, thans deze voorstellen
en speciaal het voorstel tot schoolgeldverhooging aan den
Raad wil voorleggen. De mededeeling, dat de schoolgelden
op aandringen van hoogerhand moeten worden verhoogd,
wettigt de vraag, waarom zulks dan nog aan den Raad
moet worden voorgelegd. Alleen dan, wanneer de Raad in
vloed zou kunnen uitoefenen op de wijze van invoering,
stellen deze leden er prijs op deze voorstellen te vernemen.
Tevens zouden deze leden gaarne willen vernemen de hoe
grootheid van de schoolgelden in gemeenten, die in dezelfde
omstandigheden verkeeren als Breda.
Meerdere leden zijn van meening, dat het voor een juiste
beoordeeling van de financieele positie van de gemeente ge-
wenscht is, dat het College van B. en W. den Raad mede
deelt, hoe de verhouding is tusschen datgene, wat de ge-