No. 233. - 10 - meente Breda jaarlijks in het gemeentefonds stort, en datgene, wat Breda jaarlijks uit het gemeentefonds ontvangt. Mocht immers de eigenlijke belastingopbrengst voldoende zijn tot het maken van een sluitende begrooting en het tekort alleen bewerkt worden door de regeling voor de uitkeering van het gemeentefonds, dan moet worden gewezen op de on rechtvaardigheid, die in de regeling op het gemeentefonds is gelegen, en de daaruit voor Breda voortvloeiende arm lastigheid met alle gevolgen van dien. Te meer nu de moge lijkheid is geopperd van uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied, waardoor Breda nog meer lasten zou moeten aanvaarden, terwijl de feitelijke verhouding tusschen inkom sten en uitgaven gezond is. Medewerking aan die nieuwe belastingen zou dan ook van hen kwalijk zijn te verwachten. Zij meenen, dat de hoogte van de geleende schuld erop wijst, dat er voor pessimisme geen reden behoeft te zijn, dat Breda, indien de conjunctuur even wil veranderen, er spoedig weer bovenop zal zijn. Minder bewondering hebben deze leden voor het feit, dat nu en in het verleden zoo betrekkelijk weinig arbeiders van gemeentewege in de gelegenheid gesteld worden in werk verschaffing nuttigen arbeid te verrichten. In het antwoord op het voorloopig verslag van de begrooting 1938 werden weliswaar verschillende plannen genoemd, die een niet on aanzienlijke werkverruiming zouden scheppen, doch van de doorvoering van deze plannen is in het afgeloopen jaar, ten aanzien van de werkverruiming nog weinig gebleken. Zou er toch behoefte bestaan aan een commissie met tot taak het instellen van een onderzoek naar mogelijk uit te voeren groote werken, die destijds door B. en W. werd afgewezen? Meerdere leden meenen, dat, indien in de gemeente zelf weinig objecten meer aan te wijzen zijn, die voor werkver schaffing in aanmerking komen, het op den weg van de gemeente Breda kan liggen, als belangrijkste gemeente in ,,de Baronie", om leiding te geven aan het totstandkomen van nuttige werken in de omgeving van Breda, welke zouden kunnen leiden tot intensieve bodemcultuur en verruiming van vestigingsmogelijkheid. Meerdere leden meenen, dat verslapte werkkracht van de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1938 | | pagina 578