No. 258
258
BIJLAGEN 1938.
10 December 1938,
No. 1/3783.
VOORSTEL tot aanvulling van de
Bouwverordening met een z.g. wel
standsbepaling.
Aan den Gemeenteraad.
Sinds eenigen tijd heeft het de aandacht van ons college,
dat bestaande bouwwerken zich in een zoodanig verwaar
loosden of verminkten staat bevinden, dat deze het stads-
schoon ernstig schade doen. Aan de hand van de huidige
bepalingen der Bouwverordening kan hiertegen niet op af
doende wijze worden opgetreden, tenzij de toestand, waarin
de bouwwerken zich bevinden, uit hoofde van bouwvalligheid
gevaar oplevert voor de veiligheid. In die gevallen kan den
eigenaar worden gelast het bouwwerk te sloopen.
Het wil ons uitermate gewenscht voorkomen dezen onbe-
vredigenden toestand niet langer te doen voortduren, wes
halve wij Uwen Raad mogen voorstellen de Bouwverorde
ning aan te vullen met de bepaling, dat elk bouwwerk zich
in een voldoenden staat van onderhoud moet bevinden. Moei
lijkheden, voortspruitende uit een mogelijk verschil van in
zicht omtrent de vraag, of in een bepaald geval van een
„voldoenden staat" kan worden gesproken, zijn vanwege het
bepaalde in artikel 3 der Bouwverordening niet te duchten.
Het lijkt ons intusschen wel aanbeveling te verdienen van
een beslissing ten dezen van ons college beroep op Uwen
Raad open te stellen, hetgeen kan geschieden door de be
treffende bepaling in artikel 120 der Bouwverordening op
te nemen (artikel 119 jo. artikel 4).
Aangezien het intusschen kan voorkomen, dat een bouw
werk in een dusdanigen toestand verkeert, dat uiterlijke
verfraaiing niet gerechtvaardigde uitgaven met zich zou bren
gen en slooping de meest voor de hand liggende en minst
bezwarende maatregel is, verdient het ons inziens aanbe
veling in de Bouwverordening tevens te bepalen, dat in een
dergelijk geval de slooping van een bouwwerk gelast kan
worden. In dit verband moge erop worden gewezen, dat de