No. 50. 4 Artikel 3. Voor het uitsluitend recht om lijken in een bepaald graf te doen begraven worden de volgende rechten geheven: voor een graf in de eerste klasse150, voor een graf in de tweede klasse 125, voor een graf in de derde klasse100, Betaling van dit recht ontheft niet van de verplichting tot voldoening van het in artikel 2 bedoelde recht, telkenmale wanneer een lijk begraven wordt. Artikel 4. Voor het inschrijven of het overschrijven van den eenen op den anderen gerechtigde van een eigen graf op het daar toe bestemd register wordt een recht geheven van 3,- Artikel 5. Voor het stichten van een grafkelder wordt een recht ge heven van 175,Betaling van dit recht ontheft van de verplichting tot betaling van de in het eerste lid van artikel 3 bedoelde rechten. Artikel 6. 1. Voor het stichten, aanleggen, planten en plaatsen van de voorwerpen .bedoeld in artikel 21 der begraafwet (Wet van den lOden April 1869, S. 65) worden de navolgende rechten geheven: op graven in de eerste en tweede klasse 50, op graven in de derde klasse25, 2. Voor het stichten van een eenvoudig gedenkteeken of van een eenvoudig kruis en het aanbrengen van lage be planting wordt geen recht geheven. Onder een eenvoudig gedenkteeken of een eenvoudig kruis wordt verstaan een rechtop staande steen of een rechtop staand kruis van niet meer dan 50 c.M. hoogte, 30 c.M. breedte en 7 c.M. dikte. 3. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde rechten zijn niet verschuldigd door den rechthebbende op een eigen graf.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 134