- 5 -
No 50.
Artikel 7.
De invordering der rechten geschiedt ten kantore van den
Gemeente-Ontvanger.
Artikel 8.
De aanvraag tot bekoming van een eigen graf wordt in
gezonden aan Burgemeester en Wethouders; die tot bekoming
van grafruimte ten kantore van den Gemeente-Ontvanger.
Artikel 9.
Hij, die met het begraven van een lijk is belast, doet daar
van aangifte ten kantore van den Gemeente-Ontvanger. Hij
vertoont daarbij het schriftelijk verlof, omschreven bij artikel
4 der Begraafwet (Wet van den lOden April 1869, S. 65).
Artikel 10.
De aanvraag tot overschrijving van eigen graven wordt
ingezonden aan Burgemeester en Wethouders.
Artikel 11
1. Aan den rechthebbende op een eigen graf wordt, bij
de betaling van de rechten, een afschrift uitgereikt van zijn
inschrijving in de registers van de begraafplaatsen.
2. Bij overgang van het recht op een ander moet daar
van aangifte worden gedaan aan Burgemeester en Wethou
ders, ten einde het recht ten name van den nieuwen recht
hebbende te kunnen overschrijven.
3. De houder van "het in het eerste lid genoemde afschrift
wordt aangemerkt als rechthebbende op het daarin vermelde
graf en als de eigenaar, bedoeld in artikel 12 der Begraaf
wet (Wet van den lOden April 1869, S. 65).
4. Dit afschrift moet in het geval, voorzien in artikel 10
dezer verordening, worden overgelegd.
Artikel 12.
1. Van de betaling van de rechten voor het begraven
wordt door den Gemeente-Ontvanger een bewijs in dubbel
verstrekt, waarvan een exemplaar door den belanghebbende
vóór de begraving aan den beheerder der begraafplaats of