79
No. 79
VOORSTEL tot aanvulling van de
Algemeene Politieverordening in ver
band met het houden van gevaarlijke
dieren.
Aan den Gemeenteraad.
Bij schrijven van 1 Maart j.l. hebben de Gedeputeerde
Staten dezer provincie ons medegedeeld, dat de Minister van
Binnenlandsche Zaken hun College heeft bericht, dat het zijn
aandacht heeft getrokken, dat gedurende den laatsten tijd
meer dan eens wilde dieren zijn ontsnapt, waardoor voor de
bevolking van de betrokken gemeenten gevaar is ontstaan.
Zij hebben daarbij onze aandacht erop gevestigd, dat, naar
het oordeel van genoemden Bewindsman, dergelijke voorval
len niet hadden behoeven voor te komen, indien de Alge
meene Politieverordening dier gemeenten slechts de bepaling
had bevat, dat het onder strafbedreiging verboden is
wilde dieren, wier aanwezigheid voor hun omgeving gevaar
kan opleveren, aanwezig te hebben, tenzij met vergunning
van Burgemeester en Wethouders en met inachtneming van
de daaraan te verbinden voorwaarden.
In aansluiting aan deze mededeeling verzoekt voornoemd
College van Gedeputeerde Staten ons na te gaan, of in deze
gemeente het treffen eener voorziening wenschelijk moet
worden geacht en in het bevestigend geval haar totstand
koming te bevorderen.
In verband met het onderzoek, dat door ons daarop is
ingesteld, moge U bij dezen een aanvulling der Algemeene
Politieverordening in overweging worden gegeven. De be
paling, welke de betreffende materie thans regelt (artikel 69),
is namelijk van een te beperkte strekking. Zij verbiedt slechts
het binnen de kom op den openbaren weg aanwezig zijn van
een voor den mensch gevaarlijk dier.
Met een aanvulling, als in bijgaand ontwerp-raadsbesluit
vervat, kan de Commissie voor de strafverordeningen zich
vereenigen.
Wij hebben mitsdien de eer U voor te stellen dienovereen
komstig te besluiten.
Burgemeester en Wethouders van Breda;
VAN SLOBBE, Burgemeester.
JASPERS, loco-Secretaris.
BIJLAGEN 1939.
28 April 1939
No. 1/1416.