No. 127 VOORSTEL tot wijziging van de
20 Juni 1939, Bouwverordening.
BIJLAGEN 1939. 127
No. L2025.
Aan den Gemeenteraad.
Bij schrijven van 14 Juni j.l., G. No. 243, le afdeeling,
hebben de Gedeputeerde Staten dezer provincie ons bericht,
dat zij zich kunnen vereenigen met de bezwaren, welke bij
den Inspecteur voor de Volkshuisvesting zijn gerezen tegen
het besluit van Uwen Raad, d.d. 12 Januari j.l., strekkende
tot aanvulling van de Bouwverordening dezer gemeente (zie
ons voorstel d.d. 10 December 1938, No. 1/3783, Bijlagen
1938, No. 258).
Het bezwaar tegen het nieuwe tweede lid van artikel 120
der Bouwverordening, luidende ,,Een bouwwerk moet zich
bevinden in een voldoenden staat van onderhoud", kan naar
het oordeel van genoemden Inspecteur door een nadere om
schrijving van het begrip „voldoende staat van onderhoud"
worden ondervangen. Naar het ons wil voorkomen staat
niets aan deze aanvulling in den weg. Wij mogen Uwen
Raad dan ook voorstellen U ten deze bij de zienswijze van
den Inspecteur en van Gedeputeerde Staten aan te sluiten
door overeenkomstig bijgaand ontwerp I te besluiten.
Van meer principiëelen aard is het bezwaar, hetwelk de
Inspecteur naar voren brengt tegen het nieuwe derde lid van
artikel 120 der Bouwverordening, luidende „Als nadere eisch
kan worden gesteld, dat een bouwwerk wordt gesloopt, indien
het zoodanig verwaarloosd, beschadigd of verminkt is, dat
het op ernstige wijze het stadsschoon schaadt en herstel in een
voldoenden staat van onderhoud, ondanks herhaalde aanma
ning, niet wordt tot stand gebracht en redelijkerwijze ook
niet kan worden verwacht". De Inspecteur acht deze bepaling
namelijk niet toelaatbaar, omdat zijns inziens het standpunt
moet worden ingenomen, dat het sloopen van een bouwwerk
alleen kan worden gelast op grond van gevaar voor de
veiligheid.