213 No. 213 BIJLAGEN 1939. VOORSTEL tot vaststelling van de exploitatie-vergoeding aan de bijzondere lagere scholen over het jaar 1937, met verrekening voor de jaren 1934 t/m 1937. 18 October 1939. No. V/3774. Aan den Gemeenteraad. In verband met het bepaalde in artikel L der „overgangs bepalingen" van de wet van 22 Mei 1937, S 323, dient, na sluiting der gemeenterekening 1937, de vergoeding ex art. 101 der lager onderwijswet over 1937 nog geheel te worden vastgesteld volgens de oude bepalingen, terwijl de „driejaar- lijksche afrekening" als in art. 101 sub 8 (oud) bedoeld, moet plaats hebben over de op 31 December 1937 eindigende of nog loopende tijdvakken. Deze tijdvakken zijn, voor de alhier gevestigde bijzondere lagere en u.l.o.-scholen, de jaren 1934 t/m. 1937, 1935 t/m. 1937 en 1936 t/m. 1937. Ingevolge het bepaalde in artikel 101 sub 8 (oud) der lager onderwijswet, wordt de vergoeding ex art. 101 over 1937 verminderd tot het bedrag, hetwelk noodig is tot goedmaking van de over evengenoemde tijdvakken ten behoeve van de bijzondere school werkelijk gemaakte kosten, als bedoeld in het eerste lid van dat wetsartikel. Deze werkelijk gemaakte kosten zijn opgenomen in de door de schoolbesturen inge zonden rekeningen en verantwoordingen, welke zijn nagezien en, na omtrent de naar voren gekomen bemerkingen met de schoolbesturen in overleg te zijn getreden, door ons voorloopig vastgesteld. Het resultaat van het onderzoek vindt U neer gelegd in bijgaande besluiten waarin tevens zijn vermeld de uitgaven, welke naar onze meening niet uit de gemeente lijke vergoeding kunnen worden gekweten. Wij merken hierbij nog op, dat, ingevolge het bepaalde in art. 101, sub 1 der l.o.-wet, voor gemeentelijke vergoeding in aanmerking komen alle uitgaven, welke kunnen worden geacht te behooren tot de „kosten der school". De kosten van het openbaar lager onderwijs bedragen, volgens de gesloten gemeenterekening 1937, voor het open-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 537