3 No. 22 i
1940 een sluitende begrooting verkregen kan worden. Eenige
verbetering in vergelijking met 1939 is evenwel te consta-
teeren; het thans geraamde tekort voor 1940 is berekend op
290.943,50, zijnde 83.000,minder dan voor 1939. Tot
dekking van dit tekort is geraamd wegens extra-bijdrage uit
het Werkloosheidssubsidiefonds 161.392,77 en wegens be-
lastingbijdrage uit dit fonds 129.550,73. Het moeten ramen
van genoemde bijdragen tot dekking van het tekort heeft tot
gevolg, dat de gemeente Breda voor 1940 bij de thans be
staande financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten
haar financieele zelfstandigheid niet zal herkrijgen. Het
voorlaatste ministerie-Colijn had een complex van maatrege
len ontworpen tot wijziging van de bestaande financieele
verhouding tusschen Rijk en gemeenten met de bedoeling
een aanmerkelijk deel der gemeenten haar financieele zelf
standigheid te hergeven. Daar het niet bekend is, of het
tegenwoordige Kabinet deze ontwerpen zal handhaven dan
wel deze al dan niet gewijzigd zal overnemen, heeft het geen
zin thans na te gaan, welke de financieele gevolgen voor
Breda zouden zijn geweest, indien deze ontwerpen thans aan
hangig waren gemaakt. Ook bij de indiening van deze be
grooting zij er wederom op gewezen, dat alles in het werk
is gesteld om het tekort zooveel mogelijk in te perken door
een zoo nauwkeurig mogelijke raming der inkomsten en een
zoo zuinig mogelijke raming der uitgaven. Een hoogere
raming voor sommige uitgaafposten voor 1940 is slechts
geschied, omdat de noodzakelijkheid dit gebood. De sub
sidies zijn geraamd tot dezelfde bedragen als bij de bij raads
besluit van 27 Juni 1939 gewijzigde begrooting 1939. Ver
dere vermindering is niet wel mogelijk zonder onderscheidene
belangen ernstig te schaden.
Zoolang de omstandigheden het veroorloven, zullen wij
blijven doorgaan de werkgelegenheid op een zoo ruim moge
lijke schaal te bevorderen, hetgeen o.a. uit de ramingen voor
kosten van werkverruiming op paragraaf 2 van Hoofdstuk
IX moge blijken. Tevens zal bijzondere aandacht worden ge
wijd aan een doeltreffend optreden van het orgaan der arbeids
bemiddeling, hetgeen in de tegenwoordige omstandigheden