No. 221
- 6
371. Rente van geldleeningen240,
374. Bijdrage aan hfdst. II K.D500,
lager geraamd konden worden.
Hoofdstuk III.
Dit hoofdstuk sluit met een nadeelig saldo, dat 6800,
hooger is dan in 1939. Een hoogere raming der navolgende
uitgaafposten werkte hiertoe o.a. mede:
397. Kosten der straatverlichting4100,
403. Bijdrage aan hoofdstuk III K.D. 1375,
409H. Kosten luchtbeschermingsdienst2688,—
Onder de inkomsten zijn een 2-tal posten hooger geraamd,
t.w.:
17. Verhaal van pensioensbijdragen 700,
18i. Bijdrage van buitengemeenten in de kosten
van den luchtbeschermingsdienst460,
Hoofdstuk IV.
De voornaamste verschillen in de ramingen tusschen 1939
en 1940 betreffen de navolgende uitgaafposten, welke lager
konden worden geraamd met de daarachter vermelde be
dragen:
421. Kosten van wachtgelden enz1900,
422. Rente van geldleeningen1900,
425. Bijdrage aan hoofdstuk IV K.D500,
426. Kosten volksbadplaats860,
426A. Kosten badhuis700,
Daartegenover zijn de kosten van den geneeskundigen
dienst (427) 1000,— hooger geraamd.
Onder de inkomsten is de vergoeding voor het gebruik
van het infectie-paviljoen (26b) op 300,geraamd in
plaats van een memorie-raming in vorige jaren.
Wegens inkomsten van den opgeheven warenkeurings-
dienst (26i), waaronder verantwoord worden de bijdragen
van de gebieden Goes, Dordrecht en 's-Hertogenbosch in
de rente en aflossing van den opgeheven dienst en in de
wachtgelden van het vroegere personeel, is thans 3390,
meer geraamd, omdat voorheen de bijdragen in de rente en
aflossing pro memorie werden geraamd. Op volgnr. 429 D