No. 221
12
dan die op de oorspronkelijke begrooting van 1939. Dit
wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door een hoogere raming
van de uitgaven voor werkloozenzorg:
733. Loonen in gemeentelijke werkverschaffing 25.000,-
734. Kosten der rijkswerkverschaffing 371.250,
Daartegenover is de raming van:
736. Kosten van steunuitkeeringen verlaagd met150.000,
Op volgnr. 736 D is wegens kosten van cultureele werk
loozenzorg 6200,minder geraamd, terwijl de rijksbijdrage
hierin (volgnr. 141c) 3900,lager is geraamd.
Wegens gewone bijdrage uit het werkloosheidssubsidie-
fonds is in verband met de hoogere uitgaven geraamd
896.745,27, tegen 652.304,58 op de oorspronkelijke be
grooting 1939.
Aangezien het niet mogelijk blijkt deze begrooting met
eigen middelen sluitend te maken het tekort bedraagt
290.943,50 is geraamd wegens
extra-bijdrage 161.392,77
belasting-bijdrage 129.550,73
De extra-bijdrage is geraamd op de volgnummers 137 C
en 137 D. In totaal is hierop 2800,minder geraamd,
hetgeen te verklaren is uit het feit, dat het percentage der
gewone bijdrage gestegen is van 79 tot 83,9 zoodat de
extra-bijdrage lager is.
Hoofdstuk XI.
Het nadeelig slot is 1630,lager dan in 1939. Wegens
subsidiën aan werkloozenkassen (754) is de raming
3050,lager.
De kosten van de werkloosheidsverzekering (755) en van
de Arbeidsbeurs (756) zijn 960,hooger geraamd. Het
subsidie aan de Vereeniging „Breda Vooruit", waarvoor in
1939 abusievelijk 750,werd uitgetrokken in plaats van
1000,is thans op dit laatste bedrag geraamd.
Hoofdstuk XII.
De ramingen der verschillende belastingopbrengsten zijn
nagenoeg ongewijzigd gehandhaafd. Slechts voor een 2-tal
belastingen kan een hoogere opbrengst worden geraamd,
t.w.: