No. 229 BIJLAGEN 1939. 31 October 1939. bedragen, bedoeld in art. 103 sub. No. V/3979. 2 der L.O.wet 1920. Ingevolge het bepaalde in artikel 103, sub. 2 der Lager Onderwijswet 1920 moet Uw College jaarlijks vóór 1 De cember vaststellen le. het bedrag der vergoeding (bedoeld in artikel 101), waarop de besturen der bijzondere lagere scholen over het afgeloopen jaar aanspraak hebben 2e. het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komen de uitgaven. Het bedrag onder lo. is het bij Uw besluit van 2 December 1937, tegelijk met de gemeentebegrooting 1938, vastgestelde bedrag per leerling, bedoeld in art. 55bis, (zie Notulen 1937, bldz. 539; Bijlagen 1937, No. 247) vermenig vuldigd met het gemiddeld aantal leerlingen krachtens arti kel 28 der L.O.wet over 1938 van de bijzondere school. Bij de thans uit te keeren vergoeding heeft een verrekening plaats van het aan de schoolbesturen over 1938 ter zake reeds uitgekeerde voorschot. Het eventueel te weinig geno- tene moet onverwijld aan het schoolbestuur worden uitge keerd, terwijl van het te veel genotene onverwijld terug storting in de gemeentekas moet plaats hebben. Het onder 2o. bedoelde bedrag is het bedrag der gedeclareerde werkelijke uitgaven voor zoover deze voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitgaven zijn door ons, aan de hand van de door de schoolbesturen overge legde rekeningen en verantwoordingen, voorloopig vastge steld overeenkomstig onze hierbijgaande ontwerp-besluiten d.d. 23 Juni 1939. Op den bijgevoegden staat*) zijn de hierboven be doelde bedragen nader gespecificeerd vermeld. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten overeenkomstig het hierbij overgelegde ontwerp-besluit*). Aan den Gemeenteraad. Burgemeester en Wethouders van Breda; VAN SLOBBE, Burgemeester. VAN WOENSEL, Secretaris. Ligt ter visie in de Leeskamer.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1939 | | pagina 631