No. 252
No. 252
BIJLAGEN 1939.
VOORSTEL tot wijziging van de
Bouwverordening.
15 December 1939,
No. 1/4725.
Aan den Gemeenteraad.
Ingevolge het besluit van Uwen Raad, d.d. 27 Juni j.l. is
in de Bouwverordening dezer gemeente na artikel 120a op
genomen een nieuw artikel, luidende als volgt
„120b. Indien het uiterlijk van een bouwwerk door verre -
„gaande verwaarloozing, beschadiging of verminking, uit een
„oogpunt van welstand ernstig aanstoot geeft en, ondanks
„herhaalde aanmaning, niet tot herstel in den oorspronkelij-
„ken toestand of in een voldoenden staat van onderhoud
„wordt overgegaan, terwijl dit herstel redelijkerwijze ook
„niet kan worden verwacht en in slooping de meest voor
„de hand liggende maatregel moet worden gezien, kunnen
„Burgemeester en Wethouders bij een aanschrijving slooping
„binnen een door hen te stellen termijn gelasten."
Zooals U bekend (zie ons voorstel d.d. 20 Juni 1939, No.
1/2025, Bijl. 1939, No. 127) achtten de Gedeputeerde Staten
een bepaling als deze aanvankelijk niet toelaatbaar, omdat
huns inziens het standpunt moet worden ingenomen, dat het
sloopen van een bouwwerk alleen kan worden gelast op
grond van gevaar voor de veiligheid.
Na nader beraad heeft dit College ons thans evenwel
doen weten, dat het zich niet langer zal verzetten tegen het
principe, hetwelk aan het nieuwe artikel 120b der Bouwver
ordening ten grondslag ligt.
Gedeputeerde Staten meenen evenwel op een iets engere
redactie te moeten aandringen, omdat toch in een last tot
slooping een uiterste maatregel moet worden gezien.
Het wil ons voorkomen, dat het geen overwegende be
zwaren ontmoet aan het verlangen van Gedeputeerde Staten
tegemoet te komen en te bepalen, dat slooping niet kan
worden gelast, indien niet mede onomstootelijk vaststaat,
dat de zeer vervallen toestand, waarin het bouwwerk ver
keert, de kosten van de noodzakelijke verbetering niet ver-