No. 60 VOORSTEL van B. en W. naar aanleiding van de nota van de Ge deputeerde Staten van Noord-Bra bant, houdende bemerkingen op de ter goedkeuring ingezonden ge- meentebegrooting voor het dienst jaar 1939, Aan den Gemeenteraad. Bij Uw besluit van 27 Juni 1939 werd de raming ad f 2000,op volgnummer 711, onder c der begrooting 1939 met f 12.000,verhoogd zulks in verband met de hooge uitgaven voor verpleging in de barak van lijders aan diphte- rie. Bij schrijven van Gedeputeerde Staten d. d. 4 October 1939, G. No. 251a, houdende goedkeuring van de gemeente- begrooting 1939 werd door dit college bericht, dat voor noemde verhooging van f 12000,— een zoogenaamde „tegen valler" op den dienst 1939 was en derhalve niet bij de berekening van den bijzonderen steun in aanmerking kon worden genomen. Als gevolg van Uw besluit van 26 Qctober 1939 werden bij ons schrijven van 30 October 1939, No. V/3920, aan Gedeputeerde Staten uiteengezet de redenen, waarom Uwer zijds geen termen aanwezig geacht werden de hoogere raming van f 12.000,bij de berekening van den bijzonderen steun buiten beschouwing te laten. Hierbij werd tevens ingezonden Uw besluit van 26 October 1939 tot wijziging der gemeente- begrooting 1939, No. 63, houdende een verlaging van de belastingbijdrage met slechts f 2768,door verlaging van enkele andere ramingen waarbij dus de post van f 12000, hierboven bedoeld, niet van de belastingbijdrage werd af getrokken. Bij schrijven van 20 Maart 1940, G. No. 150, deelen Gedeputeerde Staten ons mede, dat zij zich andermaal omtrent de gemeentebegrooting 1939 in verbinding hebben gesteld met de Commissie van Overleg, doch dat de aangevoerde gronden er niet toe kunnen leiden van het ter zake ingenomen algemeen geldende standpunt af te wijken. BIJLAGEN 1940. 17 April 1940, No. V/1407.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 171