kan bij eengezinshuizen achterwege blijven, indien de
vertrekken gelegen op een verdieping, niet hoofdver
dieping zijnde, door een centrale verwarmingsinstallatie
verwarmd kunnen worden.
Lid 7 vervalt.
Lid 8 wordt lid 7.
Art. 38. Het 3e en het 4e lid worden gelezen als volgt:
3. Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere
gevallen toestaan, dat in afwijking van het bepaalde
in het tweede lid de daar bedoelde vrije hoogte van
2.70 M. tot 2.45 M. wordt verminderd voor ver
trekken, gelegen onmiddellijk onder een zolder of een
plat dak, mits de in artikel 35 lid 2 onder b en ar
tikel 36 lid 1 onder b. bedoelde vertrekken zich op
een lagere verdieping of den beganen grond bevinden
en een hoogte hebben van 2.70 M. en bovendien
het oppervlak, als bedoeld in artikel 35 lid 1 niet
grooter is dan 38 M2.
4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid mag
de vrije hoogte van zoldervertrekken, aanwezig buiten
de in artikel 35 lid 2 onder b. en c. en artikel 36
lid 1 onder b. en c. genoemde vertrekken, vermin
derd worden tot 2.20 M.deze hoogte moet over
niet minder dan de helft van het totale vloeropper
vlak en in ieder geval tenminste over een oppervlak
van 4 M2. aanwezig zijn.
De vrije hoogte der vertrekken, gemeten uit den
vloer, mag nergens minder dan 1 M. bedragen.
Toegevoegd wordt een nieuw lid 5, luidende als volgt
5. Badkamers mogen geen geringere vloeroppervlakte
dan 3 M2 en geen geringere hoogte dan 2.45 M.
hebben.
Art. 52. In het le lid wordt het woord „ontbrandbare"
gewijzigd in „brandbare".
Lid 4 wordt gelezen als volgt:
4. Tenzij de constructie van den laagst gelegen vloer