van een bovenwoning geheel uit brandvrij materiaal bestaat, moet langs de onderzijde dier constructie en tot het volle oppervlak van den vloer een gestucadoord plafond of andere brandvrije bekleeding worden aan gebracht. Na lid 4 wordt ingevoegd een nieuw lid 4a, luidende als volgt 4a. Wanneer een tot een woning behoorende ruimte zich boven of beneden een ruimte bevindt, die niet tot de woning behoort en de afscheiding tusschen de twee ruimten niet is vervaardigd van brandvrij materiaal, moet de onderzijde dier afscheiding bestaan uit een plafond van pleisterwerk of andere brandvrije be kleeding. In het 5e lid wordt het woord „woning" gewijzigd in „bovenwoning" en de woorden „het vorig lid" in „het 4e lid"- Art, 54. Het 2e lid wordt gelezen als volgt 2. De bovenkant van den vloer van een vertrek mag niet lager zijn dan 0.15 M. boven de weghoogte, eventueel vermeerderd met 0.025 M. per Meter ver plichte voortuin, of ingeval het erf hooger ligt dan de weghoogte, dan wel vrijstelling krachtens artikel 26, derde lid, is verleend, boven den grondslag van het bij het gebouw aansluitende terrein. Art. 67. Het artikel wordt gelezen als volgt; 1. Het maken van spouwmuren is toegestaan, mits de gezamenlijke dikte der samenstellende muren niet minder bedraagt dan de voor massieve muren voor geschreven muurdikte, de dikte van iederen muur niet minder bedraagt dan 0.105 M„ het materiaal van iederen muur afzonderlijk niet van mindere kwaliteit is dan voor massieve muren voorgeschreven, de spouw een wijdte van niet minder dan 0.05 M. heeft en de samenstellende muren zoowel in horizontale als in verticale richting op geen grootere afstanden dan 0.65 M. op doelmatige wijze zijn gekoppeld met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 346