MEMORIE VAN TOELICHTING, behoorende bij
het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
d.d. 24 Juli 1940, No. 1/2510, tot wijziging
van de BOUWVERORDENING VOOR DE
GEMEENTE BREDA (Gem. blad 612).
Deze toevoeging heeft ten doel de Bouwverordening ook
toepasselijk te maken op die werken, welke niet in art. 2
lid 5 zijn genoemd. Gedacht wordt b.v. aan schuilloopgraven,
die als zoodanig onder geen enkele bepaling van de Bouw
verordening vallen en door hun aanwezigheid gevaar voor
belendingen kunnen opleveren.
De behoefte heeft zich doen gevoelen in de Bouwveror
dening een begripsbepaling voor „zoldervertrek" op te nemen.
Deze aanvulling is noodzakelijk om het bouwen van
meergezinshuizen mogelijk te maken, indien bepaalde terrei
nen bij uitbreidingsplan of bebouwingsverordening voor
zoodanige bebouwing zijn aangewezen.
Het is, in verband met het stadsbeeld, zeer wenschelijk
de voorwaarden, waaraan voldaan moet worden om vrijstel
ling te kunnen bekomen van het verbod om balkons, erkers,
luifels en puilijsten aan te brengen, nader te bezien.
Eenige beperking in de toegestane maat voor den voor
sprong van erkers buiten de rooilijn is noodzakelijk.
In bepaalde gevallen is het volgens de bestaande redactie
mogelijk om in voortuinen ter breedte van 3 M. erkers uit
te bouwen ter diepte van 1,25 M., waardoor \óór den
erker nog slechts 1,75 M. tuin overblijft. Door de voor
gestelde redactie sub b en c, wordt terzake een betere voor-
Art. 2, lid 5 sub. h.
Art. 2 lid 9a.
Art. 20 lid 4.
Art. 27 lid 5 sub b, c. e en f.