ziening verkregen. Ook ontbreekt in de Bouwverordening eenige aanduiding met betrekking tot de breedte-afmeting der erkers. Thans is het mogelijk om, zonder in conflict te komen met de voorwaarden voor vrijstelling, een kamer over de volle breedte als erker vóór de voorgevelrooilijn uit te bouwen. Hierdoor wordt de vrije ruimte tusschen de rooi lijnen in belangrijke mate verminderd. In het voorgestelde art. 27, lid 5 sub e. worden regelen gegeven, waardoor de breedtemaat van erkers afhankelijk wordt gesteld van de huisbreedte en den toelaatbaren voorsprong, terwijl in art. 27 lid 5 sub f. nadere eischen gesteld kunnen worden, ten einde het mogelijk te maken, dat de erkers aan eene zijde van de straat alle een gelijken voorsprong verkrijgen, zulks in belang van het stadsbeeld. Art. 35 lid 2 sub. d. In art. 35 lid 7 is de mogelijkheid geopend om voor een woning met centrale verwarming vrijstelling te verleenen van het bepaalde in art. 35 lid 2 sub d., dier verordening, hetwelk eischt, de aanwezigheid van een behoorlijke stook plaats op den beganen grond en op elke verdieping. Deze vrijstelling moet intusschen slechts worden verleend, indien tenminste in één vertrek, buiten de keuken of de bijkeuken gelegen, een stookplaats aanwezig is. Hoewel het de bedoeling van deze bepaling was, dat de bewuste stookplaats in een der woonvertrekken zou worden aangebracht, om daarmee de mogelijkheid te hebben van een extra kachel of haard bij felle koude of bij een defecte installatie, zijn gevallen bekend, waarbij deze extra stook plaats gevormd is door de aanwezigheid van een nisbus op een der zoldervertrekken, waarmee dus wel aan den letter, maar niet aan de bedoeling van de betreffende bepaling wordt voldaan. Een verduidelijking dezer bedoeling is dus noodzakelijk. In verband hiermede wordt voorgesteld art, 35 lid 7 te schrappen en art. 35 lid 2 sub d. te wijzigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1940 | | pagina 350