No. 176
VOORSTEL tot vaststelling van
het bedrag der exploitatie-vergoe
ding, waarop de bijzondere lagere
scholen over 1939 aanspraak heb
ben, en het bedrag der voor
vergoeding in aanmerking komende
uitgaven.
Aan den Gemeenteraad.
Ingevolge het bepaalde in artikel 103 sub 2 der Lager
Onderwijswet 1920, dient door Uw College jaarlijks vóór 1
December te worden vastgesteld
1. het bedrag der vergoeding (bedoeld in artikel 101),
waarop de besturen der bijzondere lagere scholen over
het afgeloopen jaar aanspraak hebben
2. het bedrag der voor vergoeding in aanmerking komende
uitgaven.
Het bedrag onder 1 is het bij Uw besluit van 30 No
vember 1938 tegelijk met de vaststelling der gemeentebe-
grooting 1939, bepaalde bedrag per leerling, bedoeld in ar
tikel 55bis (zie notulen 1938, blz. 511, bijlagen 1938, No.
245), vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal leerlingen
krachtens artikel 28 der Lager Onderwijswet over 1939 van
de bijzondere lagere school.
Bij de thans uit te keeren vergoeding heeft een verreke
ning plaats van het aan de schoolbesturen ter zake over
1939 reeds uitgekeerde voorschot. Het eventueel te weinig
genotene moet onverwijld aan het schoolbestuur worden uit
gekeerd, terwijl van het teveel genotene onverwijld terug
storting in de gemeentekas moet plaats hebben.
Het onder 2 bedoelde bedrag is het bedrag der door de
schoolbesturen werkelijk gedane uitgaven, voor zoover deze
voor vergoeding in aanmerking komen. Deze uitgaven zijn
door ons, aan de hand van de door de schoolbesturen over
gelegde kwitanties van hun uitgaven over het afgeloopen
jaar, voorloopig vastgesteld overeenkomstig onze hierbij-
gaand ontwerp-besluiten d.d. 23 Augustus 1940*).
BIJLAGEN 1940.
14 October 1940,
No. V 3666.