No. 198
- 2 -
Aan medewerking van den Raad zal het evenmin als in
het verleden in de toekomst niet ontbreken.
Gaarne wordt eenige nadere inlichting ontvangen over de
mededeeling van Burgemeester en Wethouders op blz. 3
van de nota van aanbieding der begrooting voor 1940 „de
kapitaalschuld vermeerderde met een gering bedrag" en de
berekening in het gemeenteverslag over 1939 (blz. 17), waarin
die vermeerdering op ruim f 1.000.000,—, dat is ongeveer
11 wordt gesteld.
Kan worden medegedeeld, hoe groot het bedrag der
kapitaalsuitgaven, nog niet door geldleeningen gedekt, dac,
volgens hetzelfde verslag aan het einde van 1939 f 755.116,38
was, thans is, c.q. aan het einde van dit jaar zijn zal.
Een ander lid vestigt de aandacht op een vergissing,
voorkomende in het gemeenteverslag (blz. 17) waar bij de
geldleeningen gesproken wordt over een vermindering in
1939 van f 1.600.000,—, hetgeen „vermeerdering" zal moe
ten zijn.
Een lid vraagt, of Burgemeester en Wethouders niet voor
nemens zijn een bedrag te doen voteeren voor verhooging
van loonen en salarissen, zulks als tegemoetkoming in de
kosten van stijging van het levensonderhoud. Hij wijst op
het voorbeeld, dat het vrije bedrijf in deze reeds gegeven
heeft.
Een ander lid drukt zijn spijt erover uit, dat het College,
niettegenstaande de sterke stijging van den levensstandaard,
niet is gekomen met een voorstel betreffende duurtetoeslag
voor het gemeentepersoneel. Een toeslag van 10% is zeer
zeker wel te verantwoorden, vooral voor de lagere loon-
klassen.
Weer een ander lid is van meening, dat de loonen in het
particuliere bedrijf niet vergelijkbaar zijn met de loonen van
het gemeentepersoneel.
Alle leden blijken zich in het algemeen met de geste van
Burgemeester en Wethouders te kunnen vereenigen.
Een der leden vraagt, of Burgemeester en Wethouders
voornemens zijn, bijzondere maatregelen te nemen voor het