No. 205
2
firma Begeer den penning reeds had geslagen en de Ge
meente derhalve reeds tot betaling was gehouden. Het
voorstel is toen gedaan, dat de heer Van Aalst een nieuw
ontwerp zou inzenden en dat Begeer den penning naar dat
ontwerp zou slaan en dat beide partijen dan een zoo laag
mogelijken prijs zouden berekenen. Dit voorstel heeft ons
College niet aanvaard, omdat het van oordeel was, dat
noodelooze nieuwe uitgaven zoo mogelijk moesten worden
voorkomen of tot een minimum beperkt. Te dien einde
werd den heer Van Aalst gevraagd, hoeveel hij voor zijn
toestemming wilde ontvangen. Deze antwoordde, dat hij deze
toestemming niet wilde geven, doch bood aan een nieuw
ontwerp te maken voor f 235.Aan Begeer is toen ge
vraagd een ontwerp voor een nieuwen penning in te zenden
met prijsopgave. Deze bood een alleszins geslaagd plan voor
f 125.exclusief omzetbelasting. Dit laatste voorstel is in
Uw vergadering van den 7den November aangehouden.
Uit deze voorgeschiedenis van ons voorstel zal U blijken,
dat hierin niets onregelmatigs gelegen is.
Ons College is van meening, dat, als er een opdracht van
gemeentewege aan een kunstenaar te vergeven is, een
Bredaschen Kunstenaar de voorkeur verdient, getuigen de
opdrachten van den laatsten tijd op het gebied der schilder
kunst. De heer Van Aalst heeft den eerepenning der stad
mogen maken. Begeer heeft haar uitgevoerd, wat logisch is,
aangezien aldus ook de uitvoering zelve binnenslands bleef.
Gunning aan Bredasche kunstenaars heeft echter haar grenzen,
zoowel op het gebied van vlotte afwerking als van prijs.
Burgemeester en Wethouders van Breda:
VAN SLOBBE, burgemeester.
VAN WOENSEL, secretaris.