No. 214
- 2
stellen. Met toepassing van artikel 13 dier regelen is door
ons College evenwel met een bijdrage van f3,per week
genoegen genomen, aangezien Van Heusen ook in het
levensonderhoud van zijn schoonmoeder nog f 0,50 per week
bijdraagt. Deze bijdrage is Van Heusen gevraagd met ingang
van 29 September 1940. Bij die gelegenheid werd op afbe
taling der ontstane schuld (vanaf 23 Februari 1940 is niet
meer betaald) met een bedrag van f 0,75 per week aange
drongen.
Aan het slot van ons desbetreffend schrijven stelden wij
intusschen nog, dat de opgelegde bijdrage tot f 1,25 per
week zou worden teruggebracht, zoodra Van Heusen zijn
schuld geheel zou hebben aangezuiverd.
Artikel 11 der bovenbedoelde „regelen" geeft ons College
n.l. de bevoegdheid om, indien de verpleging langer dan
een jaar heeft geduurd, tot vermindering der bijdrage met
ten hoogste 50 °/o over te gaan (50 van f 3,50 f 0,50
f 1,25). Wij maken van deze bevoegdheid evenwel nim
mer gebruik met betrekking tot personen, die hun verplich
tingen niet regelmatig hebben voldaan en op dien grond als
wanbetalers moeten worden aangemerkt. Van Heusen nu
heeft reeds op 23 Februari 1940, een tijdstip, waarop zijn
inkomen nog geenerlei vermindering had ondergaan, de
regelmatige betaling eigenmachtig gestaakt.
Het dezerzijdsch jegens van Heusen ingenomen standpunt
is o.i. juist te achten.
Het door adressant daartegen naar voren gebrachte tast
dit naar ons oordeel niet aan.
De bijzondere omstandigheden, op grond waarvan Van
Heusen aanspraak meent te mogen maken op een vermin
dering der bijdrage deden zich op 23 Februari 1940 het
tijdstip waarop Van Heusen de betaling staakte nog niet
voor en het is juist de toen aangevangen wanbetaling, die
reden is, dat de bijdrage van f 3,per week ook thans
nog gevraagd wordt.
Het wil ons overigens voorkomen, dat de kosten der
evacuatie, alsmede de vermelde doktersrekening, genoegzaam
door de hem over het tijdvak van 25 Juni tot 29 September