BIJLAGEN 194:0.
NO. 31 VOORSTEL tot vaststelling van eert
9 Februari 1940. verordening, houdende regelen voor
No. 1/495. het in bouwexploitatie brengen van
gronden door particulieren.
Aan den Gemeenteraad.
Indien voor eenig deel der gemeente een uitbreidingsplan
is vastgesteld en de bouwexploitanten de verwezenlijking
van dat plan ter hand willen nemen, dan zullen zij er in de
eerste plaats voor dienen zorg te dragen, dat de betreffende
nog maagdelijke grond wordt omgevormd tot bouwrijpen
grond, d.i. tot grond, waarop met inachtneming van de be
palingen, in het bijzonder van Woningwet en Bouwverorde
ning, de bouw van huizen of andere gebouwen mogelijk is.
De gemeente zal er alsdan voor waken, dat, terwijl de aanleg
dezer voor de bebouwing noodzakelijke werken ter hand
wordt genomen, de uitvoering der andere openbare werken,
in het uitbreidingsplan ontworpen, als plantsoenen en derge
lijke, niet wordt nagelaten.
Onder al deze werken neemt de wegaanleg een eerste plaats
in. Een geordende uitbreiding brengt immers mede, dat geen
bouw wordt toegestaan dan aan behoorlijke wegen, ingericht
naar de plaatselijk geldende eischen. De Bouwverordening
der gemeente Breda regelt deze materie in de artikelen 7 en
volgende. Vóór alles zal de bouwexploitant dus de voor den
wegaanleg noodige strooken grond beschikbaar moeten stel
len en in de verharding, rioleering, beplanting enz. moeten
voorzien.
Een groep van werken, welke na den wegaanleg dient te
worden genoemd, is die der plantsoenwerken. Behalve de be
planting en den aanleg van gazons in de daarvoor in aan
merking komende wegen zelf zijn er in vrijwel elk uitbrei
dingsplan, ter onderbreking van de bebouwing, kleinere of
grootere plantsoenen, parken of groenstrooken geprojecteerd.
De hiervoor vereischte grond moet bij de uitvoering van het
plan beschikbaar komen en de plantsoenwerken zelf dienen te
worden tot stand gebracht.
Vervolgens zijn te noemen de werken ter verbinding van