BIJLAGEN 1941.
No. 79
VOORSTEL tot wijziging van de ver
ordening op de heffing eener hon
denbelasting.
2 April 1941.
No. V/5312.
Aan den Gemeenteraad.
Door Gedeputeerde Staten dezer provincie is op de wen-
schelijkheid gewezen, in de verordeningen op de plaatselijke
belastingen een voorschrift op te nemen, dat gelegenheid biedt
om ambtshalve achteraf gebleken onjuiste aanslagen te her
stellen, omdat het een eerste taak van de overheid is er voor
te waken, dat haar niet het verwijt kan treffen onrechtmatig
verkregen gelden, welke formeel verschuldigd, doch materieel
onverschuldigd zijn, onder zich te houden in plaats van de
teruggave daarvan te bevorderen. Zij verzochten in voor
komende gevallen overeenkomstig het vorenstaande te willen
handelen.
In enkele onzer belastingverordeningen is reeds met den
hiervóór uitgesproken wensch rekening gehouden, door
daarin een bepaling op te nemen dat „onjuiste aanslagen
ambtshalve kunnen worden verminderd of vernietigd".
Een dergelijke bepaling ontbreekt echter in de verordening
op de heffing eener belasting op honden. Aangezien de prac-
tijk geleerd heeft, dat de onderwerpelijke bestaande veror
dening ten aanzien van de hoogte der heffing een enkele maal
tot moeilijkheden aanleiding kan geven en het kan voor
komen, dat een aanslag niet juist blijkt te zijn opgelegd, ach
ten wij opneming van deze bepaling billijk ten opzichte van
het belastingbetalend publiek.
Wij geven U daarom in overweging, te besluiten in deze
verordening artikel 8 te doen vervallen en daarvoor een
nieuw artikel 8 in de plaats te stellen, luidende als volgt:
„Onjuist gebleken aanslagen kunnen ambtshalve worden
verminderd of vernietigd."
Een met rooden inkt gewijzigd exemplaar van de bestaande
verordening gaat ter verduidelijking hierbij.