5
No 119
voor het gas, alle met een zelfde bedrag. Door deze prijs-
verhooging wordt de geheele meerdere omzetbelasting over
M3-prijzen en vastrechtbedragen doorberekend; het vast
rechtbedrag wordt dus niet verhoogd (bij electriciteit ge
schiedt dit wel). Ten deze is dus een zelfde gedragslijn ge
volgd als met betrekking tot het verhaal van de kolenprijs-
verhooging.
Het ligt voor de hand, dat ook de hier geldende richt
lijnen bepaalde afrondingen voorschrijven. Bedragen beneden
0,25 ct./M3 worden verwaarloosd, bedragen van 0,25 ct. tot
0,74 ct. geven recht op Yl ct- gasprijsverhooging etc.
Het kan intusschen voorkomen, dat de bedrijfsadministratie
het wenschelijk acht zijn bepaalde tariefverhoogingen niet
toe te passen, ook al vormen de richtlijnen geen beletsel. Zoo
lijkt het ons vooralsnog voor de Bredasche bedrijven niet
aanbevelenswaardig de omzetbelasting te verhalen, welke
verschuldigd is over de door de kleinverbruikers betaalde
meter- en installatiehuren. Deze huren maken zoo lage be
dragen uit, dat een heffing van 1/39 deel dier huren op de
maandquitanties practisch onmogelijk zou zijn. De heffing
zou eenmaal per zes maanden of per jaar moeten geschieden,
iets wat in verband met de vele daaraan verbonden admini
stratie niet raadzaam lijkt.
Den M3-prijs van het gas zullen wij dus, indien U ons
wilt machtigen, in verband met de stijging van den kolenprijs
en de omzetbelasting kunnen verhoogen met een bedrag
gelijk aan:
ITT totaal omzetbel. over vastrecht en gele-
III VIT
1000 verde M3 in eenig kwartaal
IV aantal M3, geleverd in dat kwartaal
totaal omzetbelasting over geleverde M3 in 1939
aantal M3 geleverd in 1939 cts' Per
De prijsverhooging beloopt hier dus, zooals wij hierboven
reeds opmerkten, ook indien de omzetbelasting wordt door
berekend, voor de onderscheiden tarieven eenzelfde bedrag.
De kWh-prijs van de electriciteit zal een verhooging kun-
Kv~ Kb
nen ondergaan van cts- Per kWh, in verband met
10
I -