No. 7.
BIJLAGEN 1946.
16 Januari 1946.
No. 1/1667.
VOORSTEL om Breda weder te
doen aansluiten bij de Ver-
eeniging van Noordbrabant-
sche en Limburgsche gemeen
ten voor gemeenschappelijke
filmkeuring.
Aan den Tijdelijken Raad der gemeente Breda,
Zooals Uwen Raad bekend is, heeft een groot aantal gemeenten
in Noord-Brabant en Limburg geruimen tijd vóór den oorlog een
vereeniging gevormd voor gemeenschappelijke filmkeuring. De
oorzaak van de totstandkoming dezer vereeniging was het feit, dat
men zich in het Zuiden in het algemeen niet kon vereenigen met de
normen, welke de Centrale Filmkeuringscommissie te 's-Graven-
hage bij haar werk aanlegde. Bedoelde vereeniging van zuidelijke
gemeenten subsidieerde uit haar middelen de Kath. Film Centrale,
welke voor haar het nakeuringswerk verrichtte. De Katholieke
Filmcentrale was een instelling als bedoeld in artikel 20 der Bios
coopwet en de bioscoopeigenaren konden zich op grond van art. 21
der zelfde wet aan haar bijzonder toezicht onderwerpen.
In de bij bovenbedoelde vereeniging aangesloten gemeenten,
waartoe ook Breda behoorde, hadden de bioscoopexploitanten zich
in feite vrijwillig aan het toezicht der K.F.C. onderworpen; zij deden
dit mede, omdat de gemeenten de bevoegdheid bezaten om zoo-
noodig een plaatselijke nakeuring in het leven te roepen. (Het is
duidelijk, dat zoowel voor de gemeenten als voor de bioscoopexploi
tanten een centrale nakeuring vele voordeelen heeft boven een plaat
selijke).
Door verschillende maatregelen van den bezetter (o.a. wijziging
der Bioscoopwet) is de nakeuring tijdens den oorlog komen te ver
vallen. Thans, nu de betreffende ingetrokken bepalingen der Bios
coopwet weer van kracht zijn geworden, is het de bedoeling van
de „Vereeniging van Noord-Brabantsche en Limburgsche gemeen
ten voor gemeenschappelijke filmkeuring" de nakeuring weer te
doen hervatten. Zij verzocht ons mede te deelen, of de gemeente
Breda zich weder wil aansluiten en zal zich in het bevestigend ge
val gaarne de contributie toegekend zien, welke voor 1946 0,01 per