Mo. 78.
BIJLAGEN 1946.
VOORSTEL tot herziening van het
partieel uitbreidingsplan in
onderdeelen der gemeente
Breda „Boeimeer", alsmede
van de daarbij behoorende
bebouwingsvoorschriften.
26 April 1946.
No. I 5937.
Aan clen Tijdelijken Raad der gemeente Breda.
Wij hebben de eer U voor te stellen, met betrekking tot het
partieel uitbreidingsplan in onderdeelen der gemeente Breda
„Boeimeer", alsmede van de daarbij behoorende bebouwingsvoor
schriften, over te gaan tot vaststelling van de navolgende her
zieningen
I. In voornoemd uitbreidingsplan zijn de gedeelten van de
perceelen sectie D nos. 2227, 3316 en 3339, liggende ten
Oosten van den evenwijdig aan de rivier de Mark gepro-
jecteerden weg, bestemd voor „woningbouw" en voor
„binnenterrein".
De eigenaren van voornoemde perceelen zouden hun
gronden echter gaarne bestemd zien voor „openbare of
bijzondere gebouwen", teneinde den bouw van gebouwen,
dienstig voor het parochieele leven en het onderwijs, in
verband met het aangrenzende kerk- en scholencomplex,
mogelijk te maken.
Het komt ons voor dat tegen inwilliging van dit verzoek
geenerlei bezwaren bestaan.
II. Volgens artikel 3, jo. de tabel van de bebouwingsvoor
schriften, behoorende bij het uitbreidingsplan „Boeimeer",
mogen in de klasse I enkele woningen gebouwd worden,
waarvan de breedte varieert van 8.- tot 10.- meter. Deze
bouw moet plaats vinden op terreinen met een perceel
breedte van ten minste 30 meter. Artikel 13 van voor
noemde bebouwingsvoorschriften geeft regelen hoe de zij
tuinbreedte, de onderlinge afstanden en de perceelbreedte
moeten worden vergroot bij het overschrijden van de voor
klasse I toegelaten maximum huisbreedte.
Teneinde echter de maximum toegelaten huisbreedte te
kunnen overschrijden is het noodzakelijk, dat daartoe een
ontheffingsmogelijkheid wordt opgenomen in artikel 14 der
vorenbedoelde bebouwingsvoorschriften.